Het is je misschien opgevallen hoe katten altijd op elkaar lijken met vergelijkbare, maar toch verschillende eigenschappen. Je zult de gemiddelde kat zien rondhuppelen met zijn lange, magere lichaam en gekartelde knoopneus. Ondertussen vertegenwoordigen hondenrassen het meest uiteenlopende scala aan vormen en maten, van de lange en krachtige Tibetaanse Mastiff tot de korte en donzige Pommeren. De Mastiff en Pommeren zijn twee heel verschillende en tegengesteld uitziende hoektanden met twee heel verschillende doelen.
De vraag:waarom vertonen raskatten niet dezelfde verschillen in lichaamsvorm en grootte als hondenrassen?
Bijna 15.000 jaar geleden werden honden gedomesticeerd om de beste vriend van de mens te worden. Naarmate de band tussen mens en hond zich ontwikkelde, begonnen mensen te beseffen dat honden het vermogen bezaten om specifieke taken uit te voeren die mensen op enorme manieren ten goede zouden kunnen komen, terwijl katten eenvoudigere rollen vervulden, zoals het leven als huisgenoot of het jagen op vervelende muizen. Dit besef drong er bij fokkers op aan selectief te fokken en uiteindelijk de honden te bouwen die mensen zullen helpen overleven. Ondertussen, terwijl honden werden gefokt om bepaalde eigenschappen te bereiken, waren katteneigenaren niet zo geneigd om het lichaam van de kat opnieuw uit te vinden.
Volgens de Cat Fanciers Association zijn er 42 erkende kattenrassen in de VS. Wat honden betreft, worden maar liefst 190 rassen erkend door de American Kennel Club. De World Canine Organization erkent maar liefst 340 hondenrassen. Al tientallen jaren worden katten gefokt om consistente fysieke kenmerken te produceren, zoals een verkorte snuit, naar binnen gevouwen oren, ronde en magere gezichten en een verscheidenheid aan kleuren en texturen. Dit leidde tot een toename van de diversiteit van honden en de vaste consistentie van kenmerken die bij katten worden gezien. Bij het fokken met dieren die op katten lijken, is het gebruikelijk om minder diversiteit tussen de rassen te zien.