---|---
Maag grommen | Je hebt honger.
Niezen | Je bent allergisch voor iets of bent verkouden.
Hoesten | U bent verkouden of een andere luchtweginfectie.
Geeuwen | Je bent moe.
Hik | Je hebt te veel gedronken of te snel gegeten.
Snurken | Je slaapt goed.
Schtenen | Je hebt lucht ingeslikt of iets gegeten dat winderig is.
Boeren | Je hebt lucht ingeslikt of iets koolzuurhoudend gedronken.
Kauwen | Je hebt honger of geniet van een maaltijd.
Lachen | Je bent blij, geamuseerd of vermaakt.
Huilen | Je bent verdrietig, boos of hebt pijn.
Grommen | Je spant jezelf fysiek in.
Kreunen | Je hebt pijn of plezier.
Schreeuwen | Je hebt extreme pijn of angst.
Fluisteren | Je probeert een geheim te bewaren of wilt niet worden afgeluisterd.
Schreeuwen | Je probeert iemands aandacht te trekken of jezelf verstaanbaar te maken door veel lawaai.
Zingen | Je drukt jezelf muzikaal uit of geniet gewoon van jezelf.
neuriën | Je ontspant of denkt diep na.
Fluiten | Je bent blij, zorgeloos of verveeld.
Met je vingers knippen | Je probeert iemands aandacht te trekken of toont frustratie.
In je handen klappen | Je applaudisseert voor iemand of toont goedkeuring.
Met je voeten stampen | Je bent boos, gefrustreerd of ongeduldig.
Met je hoofd tegen een muur bonzen | Je bent extreem gefrustreerd of hebt veel pijn.