Er zijn drie verschillende soorten viseieren:
- Demersale eieren
- Pelagische eieren
- Aanhangende eieren
1. Demersale eieren
Demersale eieren zijn zwaar, plakkerig en zinken meestal naar de bodem van de omgeving van de vis. Bij sommige soorten kunnen ze bijvoorbeeld op rotsen, zand of zelfs zeewier landen. Met andere woorden, ze rusten op elk soort substraat (bijvoorbeeld de oceaanbodem). Hun dichtheid betekent dat ze zeer kwetsbaar zijn voor roofdieren, dus veel vissoorten die dit soort eieren leggen, zullen er duizenden tegelijk leggen (vaak in nesten die een zekere mate van bescherming bieden).
2. Pelagische eieren
Zoals hun naam doet vermoeden, worden deze eieren hoger in de waterkolom gevonden en drijven ze mee op de grillen van de stroming. Ze hebben geen kleverige coating en zijn minder compact dan demersale eieren. Dit betekent dat wanneer ze in het water worden losgelaten, ze blijven drijven. Vissen die pelagische eieren leggen, verspreiden deze vaak over grotere afstanden dan vissen die demersale eieren leggen.
3. Aanhangende eieren
Aanhangende eieren worden ook wel ‘klevende’ eieren genoemd. Dit komt omdat ze verschillende methoden gebruiken om op een willekeurig aantal oppervlakken te blijven plakken, van grind en rotsen tot onderwatervegetatie. Zoals je je misschien kunt voorstellen, zijn veel hechtende eieren plat, waardoor er meer oppervlak beschikbaar is om aan oppervlakken te blijven kleven.