Appenzeller Sennenhond, ook bekend als Appenzeller Sennenhonden, hebben gespierde, middelgrote frames bedekt met korte, glanzende vachten die meestal zwart of Havana bruin en wit zijn met roestkleurige vlekken tussen zwart/bruin en wit. Ze hebben brede, platte hoofden met taps toelopende snuiten, hangende oren en kleine, donkere ogen. Hun dikke staarten zijn meestal over de rug gekruld.
Sommige herdershonden kunnen onafhankelijk en gereserveerd zijn, maar de Appenzeller Sennenhond heeft een levendige, extraverte persoonlijkheid. Liefdevol en aanhankelijk met familieleden, het is ook erg intelligent en aanpasbaar. Met de juiste introducties kan het overweg met andere huisdieren en kinderen. De Appenzeller Sennenhond kan enigszins waakzaam zijn tegenover vreemden en heeft de neiging zich te hechten aan zijn eigenaar of trainer. Over het algemeen is het een energiek, hardwerkend ras dat het werken in grote open ruimtes echt waardeert.
De Appenzeller Sennenhond kan wel 12 jaar leven met relatief weinig gezondheidsproblemen. Verzorging is eenvoudig:af en toe poetsen en baden. Omdat het een actief en onvermoeibaar werkend ras is, heeft de Appenzeller Sennenhond ruimte nodig om te rennen en ruimte om te verkennen. Zelfs een grote omheinde tuin kan ervoor zorgen dat het beperkt aanvoelt. Ongeacht de locatie, de Appenzeller Sennenhond heeft elke dag lange wandelingen nodig om in vorm te blijven.
Een van de vier Zwitserse Sennenhonden, de Appenzeller Sennenhond, werd voor het eerst geclassificeerd in de 19e eeuw. Er wordt echter aangenomen dat dit ras afstamt van werkhonden uit de Bronstijd. Het wordt door generaties Zwitserse boeren gebruikt voor het hoeden van schapen, het trekken van karren, het bewaken van eigendommen en het bieden van gezelschap.