Keep Pet >> Huisdier >  >> honden >> Rassen

Japanse kin

Klein, levendig en lief, deze oosterse speelgoedhond heeft een kenmerkende uitdrukking en een vrolijke, veerkrachtige gang. Het hele uiterlijk van de Japanse Chin is in feite niets minder dan oosterse aristocratie.

Fysieke kenmerken

De nieuwsgierige en scherpe uitdrukking van de Japanse Chin geeft hem een ​​duidelijke Oosterse uitstraling. De binnenhoeken van zijn ogen hebben een klein beetje wit dat hem een ​​uitdrukking van verbazing geeft. Deze aristocratische en levendige hond heeft een klein en vierkant geproportioneerd lichaam. Hij beweegt met een lichte, levendige en stijlvolle gang.

De enkele vacht van de hond is daarentegen recht, zijdeachtig, overvloedig en heeft de neiging om van zijn lichaam af te staan; de kleurvariaties zijn zwart en wit, rood en wit of zwart en wit met bruine punten.

Persoonlijkheid en temperament

Als zeer toegewijde metgezel is de Japanse Chin dol op een warme schoot. Hij is altijd bereid om te behagen, zeer gevoelig en gehoorzaam aan zijn eigenaar. Deze hond is vriendelijk voor iedereen, of het nu honden, huisdieren of vreemden zijn. Vaak bekend als katachtig, kunnen sommige kin klimmen. De Japanse Chin speelt graag een onstuimig spel en is zachtaardig genoeg om de metgezel van een kind te worden.

Zorg

De Chin kan niet leven bij erg warm en vochtig weer en is niet geschikt om buiten te leven. Zijn lange vacht moet ongeveer twee keer per week worden gekamd. Een leuk spelletje, een ravotten of een korte wandeling kan voldoen aan de bewegingsbehoeften van de kleine maar zeer energieke Japanse Chin. Houd er rekening mee dat sommige Japanse kin de neiging hebben om te piepen.

Gezondheid

De Japanse kin, met een gemiddelde levensduur van 10 tot 12 jaar, is gevoelig voor kleine aandoeningen zoals patellaluxatie, cataract, hartruis, Keratoconjunctivitis Sicca (KCS) en entropion. Achondroplasie, portacaval shunt en epilepsie worden soms gezien bij dit ras. De Japanse kin is ook gevoelig voor schaafwonden aan het hoornvlies en kan geen verdoving of hitte verdragen. Knie- en oogtesten worden aanbevolen voor dit ras.

Geschiedenis en achtergrond

De Japanse kin is nauw verwant aan de pekinees, die beide populair waren onder de Chinese aristocratie en af ​​en toe als cadeau werden gegeven aan bezoekende adel. De naam van de Japanse Chin kan misleidend zijn, omdat algemeen wordt aangenomen dat de Chin eigenlijk in China is ontstaan.

Er zijn veel verhalen die vertellen over de manier waarop de Chin in Japan werd geïntroduceerd. Zenboeddhistische instructeurs hebben het ras bijvoorbeeld na 520 na Christus naar Japan gebracht, of een Koreaanse prins in 732 na Christus kan ze naar Japan hebben gebracht; anderen zeggen dat een Chinese heerser duizenden jaren geleden twee honden aan een Japanse keizer schonk. Wat het waargebeurde verhaal ook is, de Japanse keizerlijke familie was dol op het ras en hield de honden als schoothondjes of voor eenvoudige versiering. Er werd zelfs gezegd dat sommige zeer kleine Chins in hangende kooien werden gehouden, die meestal voor vogels worden gebruikt.

Omdat Portugese zeelieden in de 16e eeuw de eersten waren die handel dreven met Japan, hebben ze mogelijk een belangrijke rol gespeeld bij het naar Europa brengen van de honden. Volgens officiële gegevens arriveerde de eerste Chin echter in 1853, toen Commodore Perry koningin Victoria een paar Chins overhandigde van zijn reis naar Japan. In de daaropvolgende jaren brachten handelaren en kooplieden meer Chins mee om ze in Amerika en Europa te verkopen.

De American Kennel Club erkende het ras aan het eind van de 19e eeuw officieel als de Japanse Spaniel. De vroegste importen waren groter dan de huidige Chins en werden waarschijnlijk gekruist met Engelse Toy Spaniels om een ​​kleiner ras te creëren. De invoer van de honden eindigde met de Eerste Wereldoorlog, maar toen was het ras al geaccepteerd.

Hoewel het bescheiden populair is in de Verenigde Staten, heeft de Chin in Japan de meeste fans.