* Steenvruchten: Deze vruchten hebben een pit met een zaadje, omgeven door vlezig weefsel. Voorbeelden hiervan zijn perziken, pruimen, abrikozen en kersen.
* Citrusvruchten: Deze vruchten hebben een dikke schil en een sappig, gesegmenteerd interieur. Voorbeelden zijn sinaasappelen, citroenen, grapefruits en limoenen.
* Tropisch fruit: Deze vruchten komen oorspronkelijk uit tropische klimaten en zijn vaak felgekleurd en smaakvol. Voorbeelden hiervan zijn bananen, ananas, mango's en papaja's.
* Bessen: Deze vruchten zijn kleine, vlezige vruchten die vaak in trossen groeien. Voorbeelden hiervan zijn aardbeien, bosbessen, frambozen en bramen.
* Meloenen: Deze vruchten hebben een harde schil en een zoete, sappige binnenkant. Voorbeelden hiervan zijn watermeloenen, meloenen en honingmeloenen.
* Druiven: Deze vruchten groeien in trossen aan wijnstokken en hebben een zoete, sappige smaak. Voorbeelden zijn rode druiven, groene druiven en zwarte druiven.