Eendjes opvoeden kan een leuk avontuur zijn, maar als je niet oppast, kun je de tere baby's kwijtraken door de kou. Daarom is het noodzakelijk om eendjes gedurende de juiste tijd van warmte te voorzien, meestal tussen de twee en zes weken, afhankelijk van het weer en hoe snel ze veren ontwikkelen. Hoewel warmtelampen meestal niet langer dan een paar weken nodig zijn, is het belangrijk om de hoeveelheid warmte die je geeft geleidelijk te verminderen en op het weer te letten.
Babyeenden moeten worden gescheiden van andere of oudere vogels tijdens hun broedperiode, of de tijd dat ze de warmte nodig hebben die het lichaam van een moeder simuleert. Plaats ze in een tochtvrije ruimte op ten minste 10 cm strooiselachtige dennenkrullen of stro. Hang een warmtelamp boven hun pen, ongeveer 18 centimeter boven het beddengoed. Eén warmtelamp kan genoeg warmte bieden voor ongeveer 35 eendjes, dus als je er meer hebt, moet je waarschijnlijk een tweede warmtebron plaatsen. Zet de lamp op 90 graden.
Nadat je de lamp hebt ingesteld, kijk je naar de eenden om te zien hoe ze reageren op hun nieuwe omgeving. Als ze luidruchtig zijn en allemaal onder de lamp kruipen, betekent dat dat het te koud is. U moet de lamp omhoog of omlaag zetten. Als ze opzij worden geduwd om de lamp te ontwijken, of als ze hijgen, is het te warm of hangt het te laag. Pas de hoogte en temperatuur aan totdat je eenden vrij kunnen bewegen, sommigen eten, anderen slapen altijd.
Eenden hebben geen extra warmte nodig nadat ze veren hebben ontwikkeld. Over het algemeen start je de warmtelamp op 90 graden en verlaag je de temperatuur elke week met 5 of 10 graden tot je 70 graden bereikt. Als ze geen warmte nodig lijken te hebben, aangetoond door er afstand van te nemen, kun je er vanaf komen. Bij koud weer wil je de warmte langzamer verminderen, terwijl je bij warm weer het sneller wilt verminderen, op basis van de acties van de eendjes.
Als eenden eenmaal volledig bevederd zijn, kunnen ze de hele tijd buiten blijven. Als je ze buiten laat kennismaken voordat hun veren zijn binnengekomen, houd er dan rekening mee dat ze het koud kunnen krijgen en daarom niet de hele dag buiten moeten zijn. Laat ze eerst voor korte tijd naar buiten gaan en verhoog daarna de hoeveelheid tijd die ze overdag buiten doorbrengen. Nadat ze volledig bevederd zijn, mag je ze naar een buitenverblijf verplaatsen, maar bescherm ze tegen roofdieren.