De wetenschappelijke principes van operante conditionering , ontwikkeld door gedragswetenschapper B.F. Skinner in de jaren vijftig, is van toepassing op alle wezens met een centraal zenuwstelsel. Hoewel de terminologie in eerste instantie verwarrend kan zijn, als je de volgende definities onthoudt, is het eigenlijk vrij eenvoudig:Positief: Betekent dat er iets wordt toegevoegd. Negatief: Betekent dat er iets wordt weggenomen. Versterking: Het gedrag zal waarschijnlijk toenemen of versterken. Straf: Het gedrag zal waarschijnlijk afnemen of verdwijnen.
Het gedrag van de hond zorgt ervoor dat er iets goeds gebeurt. 'Positief' betekent in gedragstermen dat er iets wordt toegevoegd. "Versterking" betekent dat het gedrag toeneemt. Als je hond zit, geef je hem wat lekkers. Zijn gedrag (zitten) zorgde ervoor dat er iets goeds gebeurde, er kwam iets bij (de traktatie). Hierdoor is de kans groter dat je hond aanbiedt om weer te gaan zitten, waardoor het gedrag toeneemt. Positieve trainers gebruiken veel positieve bekrachtiging. Voorbeeld: De hond zit, hij krijgt wat lekkers; hond heeft meer kans om weer te gaan zitten, misschien sneller.
Het gedrag van de hond zorgt ervoor dat er iets ergs gebeurt. (Positief betekent dat er iets wordt toegevoegd, straf betekent dat het gedrag afneemt.) Voorbeeld: Als je hond op je springt, kniel je hem hard in de borst. Hij stapt af. Zijn gedrag (opspringen) zorgde ervoor dat er iets ergs gebeurde; er is iets toegevoegd (je knie in zijn borst). Als gevolg hiervan zal uw hond eerder twee keer nadenken voordat hij weer op u springt. "Positieve trainers" doen niet gebruik positieve straf heel vaak, of helemaal niet.
Het gedrag van de hond zorgt ervoor dat iets goeds verdwijnt. (Negatief =er wordt iets weggenomen; straf =het gedrag neemt af.) Als je hond opspringt, draai je je de rug toe en stap je weg. Door zijn gedrag (springen) ging iets goeds (je aandacht) weg. Positieve trainers gebruiken negatieve straf als een licht negatief gevolg voor ongewenst gedrag.
Het gedrag van de hond zorgt ervoor dat iets slechts weggaat. (Negatief betekent dat er iets wordt weggenomen; versterking verhoogt het gedrag.) Voorbeeld: Een trainer wil een hond die ligt te zitten. Hij trekt de riem van de hond omhoog en trekt de halsband strakker aan. Als de hond rechtop gaat zitten, maakt de trainer de lijn los. Het gedrag van de hond (zitten) zorgt ervoor dat het slechte (de strakke halsband) verdwijnt. Positieve trainers kunnen een beperkte hoeveelheid negatieve bekrachtiging gebruiken in de vorm van milde fysieke druk, of sub-drempelpresentatie van een aversieve stimulus (CAT).